Brandweer Vrouw/Man

Heb jij het in je?!

Historie

Brandbestrijding in de gemeente Maarn.

Betreffende de zorg voor de brandbestrijding in de gemeente Maarn in de loop der jaren, kan
het volgende werden vermeld. Eerst in 1927 is van een aanpak op het gebied van de georgani-
seerde brandbestrijding in Maarn sprake. Véiérdien was men aangewezen op de hulp van de ge-
meenten Doorn of Woudenberg, Aanleiding om hierin verandering te brengen was, dat in au-
gustus 1923 de boerderij "de Haar" afbrandde en de Doornse brandweer te laat kwam.

Uit officiële stukken 'honderd jaar daarvoor, in 1823, blijkt dat voor het eerst over brandbestrij-
ding wordt gesproken, In de gemeente was toen geen enkel brandblusmiddel aanwezig, men
vond aanschaffing daarvan niet nodig en trouwens ook te kostbaar, Het gemeentebestuur ver-
trouwde er op, dat de ingezetenen elkaar wel niet emmers water te hulp zullen komen in geval
van brand. Een ander motief om geen brandblusmiddelen aan te schaffen is te lezen in het pro-
vincieel verslag over 1863, waarin staat, dat deze aanschaffing geen zin heeft wegens gebrek
aan water in Maarn. Zo duurde het tot 1927 aleer een behoorlijke regeling werd getroffen voor
een eigen georganiseerde brandbestrijding, Het gemeentebestuur vraagt dan aan de Provincia-
le Brandweerbond advies over de aanschaf van brandblusrniddelen. De gemeente was in 1927
lid van deze Bond geworden, omdat deze bond kosteloos adviezen geeft aan leden. In dat jaar
worden op gemeente-kosten brandslangen aangeschaft en aansluitingen op enkele brandputten
gemaakt. Overigens waren alleen op bepaalde plaatsen snelblussers, brandhaken en brandlad-
ders aanwezig. Deze snelblussers waren door de gemeente aangeschaft in 1925 en geplaatst in
openbare gebouwen, nl. net raadhuis, de openbare scholen in Maarn en Maarsbergen, de Chr.
school aan de Kapelweg en voorts in de woningen van de gemeente-veldwachter te Maarn en
de rijksveldwachter te Maarsbergen. In verband met de hiervoor vermelde aansluiting op brand-
putten stellen burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad voor om f 400,— uit le trek-
ken voor proefneming met een uitbreiding van het aantal brandputten met 45 stuks. De raad
gaat met deze proefneming akkoord, doch is er van overtuigd, dal voor een afdoende brand-
bestrijding zulks onvoldoende is, daar men vreest, dat de putten gauw leeg zijn. Het Tuindorp
was toen nog het enige enigszins dicht bebouwde deel in de gemeente en had met oog op
brandbestrijding de meeste aandacht. Men houdt in Mei 1927 aldaar een brandbluschde-
monstratie om na te gaan welke maatregelen genomen dienen te worden. Besloten wordt tot
maken van 4 brandkranen en aanschaf van 4 x 25 meter brandslang. Het bluschwater zal wor-
den geleverd door het in het Tuindorp staande pompstation.

In September 1927 is er een brand bij farm Bruggink in Maarsbergen, waarbij de Woudenbergse
brandweer te hulp snelt. in de vergadering van de gemeenteraad in diezelfde maand geeft dit
aanleiding om er op aan te dringen, dat Maarn nu ook spoedig over een eigen brandweer be-
schikt. In Oktober daarop volgend, nl. 31 Okt. 1927 vindt in de o.l. school in net Tuindorp een ver-
gadering plaats, waarin in beginsel wordt besloten tot oprichting van een vrijwillige brandweer,
die tot taak zal hebben de bediening van de brandputten en brandslangen etc. tot aan de komst
van de stoombrandspuit uit Doorn. Hoofd van de brandweer wordt de heer v.d. Bijl, de
gemeente-opzichter en voorts zal het personeel bestaan uit 20 man en daar dit grotendeels ge-
vormd wordt uit personeel, werkzaam bij de spoorwegen (het grote spoorweg-rangeerterrein
bestond toen nog) komt er ook i.v.m. de nachtdiensten van het spoorwegpersoneel een reserve
van 20 man. De leiding van het pompgebouw in het Tuindorp komt bij de heer Nieboer. De
eerste bijeenkomst houdt de Vrijw, brandweer op 5 november 1927.

Wat de hulpverlening der gemeenten Doorn en Woudenberg betrof, voor elke keer, dat de
brandweren van die gemeenten in Maarn moesten optreden, werd 1 25,— betaald plus een "in
redelijkheid" vast te stellen vergoeding voor de brandweerlieden en herstel van eventuele scha-
de aan materiaal.

In 1929 dringen Gedeputeerde Staten aan op voorzieningen t,d.v. de brandbestrijding. In De-
cember van dat jaar wordt wederom geld uitgetrokken, nl. f 1000,—, voor nogmaals een onder-
zoek naar mogelijkheid van meerdere brandputten en wel alleen in het deel van Maarn ten

Noorden van de spoorlijn, Voor het deel van Maarn ten Zuiden van de spoorlijn bestaat het plan
om een buitennet aan te leggen, dat aansluit op de waterinstallatie van de Nederlandse Spoor-
wegen op het rangeeremplacement. In dat jaar dringt de Provinciale brandweerbond er op aan
om tevens een motorspuit aan te schaffen en een brandweercorps te organiseren. Zoals hier-
voor reeds is vermeld was in beginsel besloten tot oprichting van een vrijwillige brandweer,
doch een officiële oprichting met vaststelling van statuten had nog niet plaats gevonden, Wat de
aanschaf van een motorspuit betreft, naar het oordeel van burgemeester en wethouders heeft
zulks eerst zin, als de watervoorziening verzekerd is door middel van een waterleiding.

1-let gemeentebestuur echter acht de aanleg van een waterleiding onuitvoerbaar vanwege de
hoge kosten. Gedacht wordt nog aan eventuele aansluiting op de waterleiding der gemeente
Doorn. In geval van een waterleiding zouden de brandputten overbodig worden. De gemeente
houdt het voorlopig op het hiervoor vermelde crediet van t 1000,—, doch de bestemming daar-
van wordt niet beperkt tot onderzoek naar eventueel meerdere brandputten, doch meer alge-
meen voor een onderzoek naar brandweervoorzieningen en naar de mogelijkheid van aanleg
van een waterleiding.

In 1939 verlenen Gedeputeerde Staten aan de NV Veenendaaise Waterleiding-Maatschappij op
grond van de Drinkwaterverordening voor de provincie Utrecht concessie tot levering van drink-
water in de gemeente Maarn. In de daarop volgende jaren wordt de waterleiding aangelegd,
waarbij tevens de nodige brandkranen worden gemaakt, welke in de loop der jaren met de uit-
breiding der bebouwing steeds zijn bijgemaakt.
Met de aanleg van de waterleiding werd over gegaan tot de aanschaffing van een motor-
brandspuit met het nodige brandslangenmateriaal, andere benodigdheden en uitrustings-
stukken.

Intussen was in 1939 overgegaan tot de officiele oprichting van de Vereniging Vrijwillige Brand-
weer Maarn met de vaststelling per 1 November 1939 van de statuten. Het bestuur bestond bij
de oprichting uit de heren G.J. van Schaik, T. van Garderen. W. Kruidering, KA_ van Dijk, R.H.
van de Pol en J. F_ Geitenbeek.

In 1943 werd aan de motorspuit toegevoegd, een trekkermanschappenwagen/materiaalwagen.
De trekkermanschappenwagenimateriaalwagen werd in 1947 vervangen door een andere wa-
gen, namelijk een bellewagen.

In 1956 werd de motorspuit vervangen door een nieuwe motorspuit.
In 1965 werd de trekkermanschappenwagen/materiaalwagen door een nieuwe Lommer ver-
vangen, en in 1974 werd de motorspuit vervangen. Dit stond gestationeerd te Maarsbergen.
In 1961 werd voor Maarn overgegaan tot de aanschaf van een nieuwe tankautospuit hoge druk
materiaalwagen. Daarbij een baby-motorspuit, de babyrnotorspuit werd in 1971 vervangen door
een nieuwe. In 1977 werd tot vervanging van de uit 1961 daterende tankautospuit hoge druk
materiaalwagen, overgegaan tot een nieuwe tankautospuit hoge- en lage druk mate riaalwagen.
Behalve deze belangrijkste brandblusmiddelen werd in de loop der jaren het slangenmateriaal
steeds uitgebreid en vernieuwd, allerlei klein materiaal aangeschaft en gezorgd voor werkkle-
ding der manschappen; voor officiële gelegenheden beschikt men over zg. uitgaanskleding. Af-
zonderlijke vermelding dient nog de invoering van het zg. "stil alarm". Indien bij brandmeldingen
de sirenes in werking komen, heeft dit het gevolg, dat het publiek tevens op de hoogte is met
een brand en wordt de brandweer vaak op hinderlijke wijze in de uitoefening van haar taak be-
lemmerd. Om dit te voorkomen werd het zg. "stil alarm" ingevoerd, een systeem, waarbij ieder
der manschappen over een oproepontvanger beschikt en via een centrale post opgeroepen
wordt.

Ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan der Vrijwillige Brandweer mag in dit overzicht een ver-
melding van de diverse maatregelen van gemeentewege genomen op het gebied van de brand-
bestrijding, niet ontbreken. Vitidir 1941 kwam alleen in de Algemene Politieverordening een be-
paling voor (art, 84), inhoudende een verplichting van een ieder om een brand direct te melden
bij de burgemeester of de politie. En voorts, dat i.v.m. mogelijke hooibroei b. en w. kunnen beve-
len, dat hooi uit elkaar wordt gehaald of verspreid. In 1941 komt daarnaast een gemeentelijke
brandweerverordening, inhoudende algemene voorschriften in geval van brand en voorts aan
algemene instructie voor het brandweerpersoneel. De vereniging stelt zelf nog een regeling op
voor het gebruik van de slangenwagen en een voorschrift, bevattende algemene wenken voor
het optreden van het personeel der brandweer.
Alle voornoemde regelingen werden samengevat in een boekje, het zg. Brandweerboekje. De
hiervoor vermelde gemeentelijke brandweerverordening werd i,v.m. de invoering van de Brand-
weenvet vervangen bij raadsbesluit van 21 Febr. 1955 door een verordening betreffende de or-
ganisatie en beheer van de gemeentelijke brandweer, Bij raadsbesluit van 21 Dec. 1956 (gewij-
digd bij raadsbesl, dd. 21 Mrt 1957) werd vastgesteld de Verordening, regelende voorkomen, be-
perken en bestrijden van brand en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee
verband houdt. Bij dat raadsbesluit werd vorenaangehaald artikel 84 der Alg. Pol. Verordening
ingetrokken.

in de daarop volgende jaren werd in kringen van de brandweer steeds meer de behoefte ge-
voeld om te komen tot een afdoende regeling omtrent de rechtsverhouding van de vrijwillige
brandweerman tot het gemeentebestuur, de toe te kennen rangen, vergoedingen, aanspraken
bij dienstongevallen en overige rechten en verplichtingen, Ontwerpregelingen werden samen-
gesteld in onderling overleg tussen de landelijke en provinciale brandweerorganisaties en bij de
gemeentebesturen ter vaststelling aanbevolen. Dit heeft in de gemeente Maarn geleid tot de
vaststelling bij raadbesluit van 13 Sept. 1976 van de volgende regelingen:
a. Verordening betreffende de organisatie en het beheer van de gemeentelijke brandweer (met
intrekking Verord. 21 Febr. 1955)
b. Verordening regelende de rechtspositie voor de vrijwilligers van de gemeentelijke brandweer
c. Verordening, regelende de vergoedingen der vrijwilligers der gemeentelijke brandweer.

Ter uitvoering van art. 2 der onder a. genoemde verordening stelden b. en w. bij besluit van 22
Sept. 1976 vast wat onder hulpverleningswerkzaamheden der brandweer valt.

Wat de rechtspositie van het personeel betreft kan het volgende worden opgemerkt. De benoe-
rning, schorsing en ontslag van het brandweerpersoneel geschiedt volgens art. 209 der ge-
meentewet door burgemeester en wethouders_ De rechtspositie heeft het karakter van het
ambtenaarschap overeenkomstig de Ambtenarenwet 1929.
Aanstelling op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht geschiedt niet omdat een dergelijke
arbeidsovereenkomst meer betrekking heeft op een taak met tijdelijke aard of aflopend karak-
ter. Een nader ingaan op eisen, waaraan een vrijwillige brandweerman moet voldoen, de gron-
den waarop schorsing en ontslag mogelijk zijn, rangindeling van hel personeel, zou voor het
doel van dit overzicht te ver voeren, doch op één facet mag nog wel worden gewezen, nl, de ver-
goeding voor het personeel. Voor het dienstnernen als brandweerman blijft het personeel uit-
gaan van het beginsel van vrijwilligheid. Hel personeel zit niet direct om een persoonlijke ver-
goeding te springen. Men ziel een geldelijke vergoeding van gemeentewege liever als een bij-
drage ten behoeve van de verenigingskas. De gemeente heeft zich met dit standpunt volkomen
verenigt, zodat de gemeente jaarlijks een bijdrage aan de vrijwillige brandweer geeft.
Wel is op de gemeente-begroting jaarlijks een bedrag gereserveerd voor eventuele loon-
dervingen. Voorts wordt jaarlijks een bedrag voor een ongevallenverzekering geraamd. Voor het
overige komt de gemeentelijke bijdrage ten gunste van de kas der vereniging, waarbij nog zij
vermeld, dat de gemeente afzonderlijk vergoedt de buskosten voor het jaarlijkse uitstapje. Ver-
meld zij nog, dat Gedeputeerde Staten in Oktober de gemeente aanschreven, dat naar hun me-
ning de gewenste samenstelling van het brandweercorps in Maarn dient te zijn: 1 commandant,
1 ondercommandant, 1 brandmeester, 2 onderbrandmeesters en 24 brandwachten. Voor op
peil houden van de paraatheid en opvoeren van bekwaamheid der manschappen, wordt perio-
diek geoefend, cursussen gevolgd en deelgenomen aan brandweerwedstrijden met brandweer-
corpsen uit andere Utrechtse gemeenten.

Wanneer deze wedstrijden zich voordoen en het corps bevindt zich buiten de gemeente, wordt
altijd een regeling getroffen voor optreden bij brand van een corps uit een naburige gemeente.
Vermeldenswaard en van invloed op de georganiseerde brandweer en dus ook op het instituut
van de vrijwillige brandweer, is voorts de regionalisatie van de brandweer. Deze regionalisatie
van de brandweer is een gevolg van de noodzaak om ook op het terrein van het brandweerwe-
zen als op zoevele terreinen, die binnen de invloedssfeer van de gemeentelijke overheid vallen,
in grotere verbanden te moeten optreden. De dynamische ontwikkeling op welhaast elk terrein
stelt steeds grotere eisen ook aan opleiding brandweerpersoneel en aan de kwaliteit van het
brandweermateriiaal. In elke gemeente kunnen tegenwoordig op de meest onverwachte mo-
menten calamiteiten gebeuren, die alleen door gezamenlijk optreden van verschillende corpsen
afdoende kunnen worden bestreden. Zo lag het voor de hand, dat via gemeenschappelijke rege-
lingen tussen gemeenten over en weer hulp en bijstand wordt verzekerd. Voor de provincie
Utrecht is besloten, dat alle gemeenten dezer provincie één regio vormen, De gemeente Baarn
trad tot de gemeenschappelijke regeling voor deze provincie toe bij raadsbesluit van 7 april
1971.
I.v,m, nodige wijzigingen werd de tekst deze regeling opnieuw vastgesteld bij raadhesluit van 28
Januari 1974. Het uitgangspunt der regeling is wel, dat de samenwerking geschiedt met behoud
van de zellslandigheid van de plaatselijke brandweren.

JP Briedé

 

[Red; deze tekst is met OCR vanuit een oud artikel gescand. Er kunnen taal-spelfouten in staan]

Door: JP_ Briedé